ISO

Dit blog is verhuisd en kun je vanaf heden volgen via deze link


Dit blog wordt niet meer aangevuld en wordt binnenkort  verwijderd.

















Naast diafragma en sluitertijd behoort ISO als derde component in de belichtingsdriehoek. Met het juist instellen van deze drie componenten krijg je een goed belichte foto met de juiste kleuren en helderheden.

Belichtingsdriehoek

Een digitale foto wordt gemaakt zodra het licht door de lens gaat, de sluiter zich opent en het licht vervolgens op de sensor van de camera valt. De sensor registreert dit licht en zet het om naar een digitaal signaal, waardoor de foto opgeslagen kan worden.

De lichtgevoeligheid van de sensor noemen we de ISO-waarden. Hoe gevoeliger de sensor voor licht is hoe beter deze het licht kan 'zien', ook in omstandigheden waar weinig licht is. In het analoge tijdperk werden er filmrolletjes verkocht in diverse ASA, waarvoor standaard een rolletje met 100 ASA voor opnames op een heldere dag werden gebruikt. Als je vervolgens 's avonds iets ging fotograferen moest je het rolletje van 100 ASA uit je camera halen en vervangen voor een lichtgevoeliger rolletje met bijv. 400 ASA. Asa was dus de lichtgevoeligheid van het filmrolletje. Hoe hoger de ASA des te lichtgevoeliger was de film. Met ISO werkt dat precies hetzelfde. Alleen gaat het nu iets simpeler in zijn werk daar we alleen maar op een knopje van de camera hoeven te drukken om de lichtgevoeligheid van de sensor te wijzigen waardoor deze meer licht op kan nemen en er ook in minder gunstige lichtomstandigheden gefotografeerd kan worden.

De lichtgevoeligheid wordt weergegeven met een getal welke meestal begint bij 100 bij Canon camera's en bij 200 bij de meeste Nikon camera's.
De reeks getallen ( zonder tussenstops) ziet er als volgt uit:
100 - 200 - 400 - 800 - 1600 - 3200 - 6400 - 12800
Zoals je ziet is elk getal een verdubbeling van het voorgaande getal en betekent dus ook een verdubbeling in de lichtgevoeligheid van de sensor. Hoe hoger de ISO, des te minder (lang) licht er op de sensor van de camera hoeft te vallen voor een goed belichte foto. Het diafragma kan dus kleiner worden bij een hogere ISOwaarde waardoor je meer scherptediepte in je foto krijgt, of je kan de sluitertijd verkorten zodat je geen last hebt van bewegingsonscherpte.

Het verhogen van de ISO-waarde heeft echter ook een nadeel en dat is ruis. Met ruis wordt bedoeld dat de foto er korreliger en minder scherp uitziet. Hoe kleiner de sensor van de camera des te eerder zie je ruis in je foto verschijnen bij het verhogen van de ISO. Een compactcamera heeft een kleinere sensor dan een spiegelreflex crop camera en deze heeft weer een kleinere sensor dan een full frame camera.
Sluitertijd 1/125, Diafragma f16, Iso 1600

Sluitertijd 1/60, Diafragma f11, Iso 400
In de bovenste foto zie je veel ruis. Deze is dan ook genomen met een ISO-waarde van 1600.
Door de sluitertijd 1 stop te verlengen en het diafragma 1 stop te vergroten kon de ISO 2 stops naar beneden om toch dezelfde belichting te krijgen. Belangrijk is om de ISO te verhogen om de juiste instellingen te krijgen voor een goed belichte foto. Zet je Iso dus niet onnodig hoog daarmee voorkom je ruis. Maar als het niet anders kan dan is het een handig middel om toch je foto te kunnen maken en accepteer dan dat je de ruis niet kan voorkomen voor een goed belichte foto. In fotobewerkingsprogramma's is het nog mogelijk iets van de ruis weg te werken. Dat heeft echter weer als nadeel dat de swcherpte van je beeld ook iets minder wordt.

De huidige camera's presteren steeds beter met hogere ISOwaarden. Onder het mom van "voorkomen is beter dan genezen" kun je het beste voor jezelf uittesten tot welke waarde je de ISO kunt opschroeven zonder dat je ruis in je foto te zien krijgt. Het is namelijk wel heel erg jammer als je een uniek moment vastlegt of een prachtige (verre) reis maakt en achteraf blijkt dat je veel foto's hebt met ruis.

Met dit blogje heb ik de drie componenten die nodig zijn om een goed belichte foto te maken behandeld.
Vind je die drie begrippen ( sluitertijd, diafragma en Iso) nog moeilijk of weet je niet wanneer je wat moet instellen dan is een workshop basisfotografie misschien wel iets voor jou.

Sluitertijd

Dit blog is verhuisd en kun je vanaf heden volgen via deze link


Dit blog wordt niet meer aangevuld en wordt binnenkort  verwijderd.
















Bij het stukje over het diafragma schreef ik over de 3 componenten waardoor je in staat bent de juiste belichting voor je foto in te stellen :

  • Diafragma ( hoeveel licht valt er op de sensor)
  • Sluitertijd ( hoe lang valt het licht op de sensor)
  • Iso - waarden ( de gevoeligheid)

In tegenstelling tot het diafragma wat zich in  het objectief bevind, wordt de sluitertijd vanuit de body van de camera geregeld.
In de body van de camera zit de spiegel en daarachter de sluiter die bestaat uit twee "gordijntjes".
Met het instellen van de sluitertijd bepaal je hoe lang het licht op de sensor van je camera valt.
Wanneer je op de ontspanknop van je spiegelreflexcamera drukt om een foto te maken, gaat de tijd dat de sensor wordt belicht in. Eerst klapt de spiegel omhoog en vervolgens openen de zgn. gordijntjes zich om het licht op de sensor te laten vallen die direct achter de gordijntjes zit.

De tijd  dat de sluiter geopend is en het licht op de sensor valt is de sluitertijd en is het zaak om je camera stil te houden om onbedoeld bewogen foto's te voorkomen.




De reeks getallen ( oftewel stops) ziet er als volgt uit:
  2", 1", 1/2, 1/4, 1/8, 1/15, 1/30, 1/60, 1/125, 1/250, 1/500, 1/1000, 1/2000, 1/4000, 1/8000
Een getal met " erachter ( 1ste en 2de getal in de bovenstaande reeks) geeft  hele secondes aan. De getallen met de breuklijn worden zonder 1/ weergegeven op je display en geven delen van een seconden aan.
Het is dus belangrijk om goed op te letten wat er op je LCD scherm staat. Is dat 8" of is dat 8 ( hetgeen dus 1/8 deel van een seconde is).

Zoals scherptediepte in je foto samenhangt met het diafragma, zo hangt bewegingsonscherpte samen met de sluitertijd.

Gebruik je een snelle sluitertijd dan kan je een bewegend onderwerp "stilzetten". In fotografische termen noemen we dat bevriezen. Je ziet dat veel in de sportfotografie. Gebruik je een langzame sluitertijd dan kan je je onderwerp beweging meegeven, waardoor je foto dynamiek krijgt. Deze techniek zie je veel terug in landschapsfotografie bij opnames van o.a.water. Bij een waterval een snelstromende rivier zal het water als een zachte sluier op de foto verschijnen. 
Cascade bij Chalain, langzame sluitertijd
Sluitertijd is 3.0 sec.

Een kortere of langere sluitertijd zal je moeten compenseren door verandering in het diafragma aan te brengen om een over- of onderbelichte foto te voorkomen.

Ga je een stilleven fotograferen zoals een beeld of een bloemstuk dan maakt het niet uit met welke sluitertijd je fotografeert. Dat kan 1/125 zijn of 1/2000, het bloemstuk of beeld komt toch niet in beweging. De enige invloed die het heeft is dat van de sluitertijd op het diafragma.
Macro Gerbera


Als je uit de hand fotografeert is het dan wel van belang dat de sluitertijd boven een bepaalde grens blijft om onbedoelde bewegingsonscherpte te voorkomen. Een vuistregel voor het uit de hand nemen van foto's, is dat de belichtingstijd in seconden korter moet zijn dan 1 gedeeld door het brandpuntsafstand van de lens. 
Dus fotografeer je met een lens van 200mm zal de sluitertijd 1/200 of korter moeten zijn.
Ben je gedwongen een langere sluitertijd gebruiken, bijv. bij nachtopnames, is het statief een uitkomst.

Wil je meer weten over belichtingstechnieken en beter leren fotograferen? Misschien is deze workshop fotografie dan wel iets voor jou.